W ORLD E XPLORER     

Siteoverzicht
Email
Homepage
     

Rubriek : Historische figuren

Isaac Newton

Newton, Isaac, Sir (Woolsthorpe, bij Grantham, Lincolnshire, 4 jan. 1643 [25 dec. 1642] - Kensington, thans borough van Londen, 31 maart 1727 [20 maart 1727]), Engels wis- en natuurkundige, een van de allergrootste figuren in de geschiedenis van de wiskunde en de fysica.
I. Newton is te beschouwen als de voltooier van de hervorming die de mechanica en de sterrenkunde in de 16de en de 17de eeuw hadden ondergaan en als de grondlegger van de (klassieke) natuurkunde van de 18de en de 19de eeuw. Newton studeerde te Cambridge en was van 1669 tot 1701 hoogleraar in de wiskunde aldaar. In 1672 werd hij lid van de Royal Society; van 1703 tot 1727 was hij president daarvan. In 1688 en 1701 vertegenwoordigde hij (als Whig) de universiteit van Cambridge in het parlement. Door toedoen van zijn vriend Charles Montague (later Lord Halifax) kreeg hij de betrekking van 'warden' aan de koninklijke Munt in Londen, waarvan hij in 1699 'master' (directeur) werd. De hervorming van het Engelse muntwezen was grotendeels zijn werk. In 1705 werd hij in de adelstand verheven.
1. Betekenis voor de natuurwetenschappen
Reeds als student had Newton grote belangstelling voor de meetkunde van Ren� Descartes en de optica van Johannes Kepler. Ook bestudeerde hij de 'nieuwe filosofie' van beide genoemden, van Galileo Galilei, Pierre Gassendi, Robert Boyle, Thomas Hobbes, Robert Hooke en anderen.
In de periode 1665-1666, toen de universiteit wegens pest gesloten was, verbleef Newton te Woolsthorpe. Dit annus mirabilis (wonderbare jaar) was beslissend voor Newtons wetenschappelijke carri�re, want hij legde daarin, vrijwel geheel op eigen gelegenheid, grondslagen voor zijn werk op het gebied van wiskunde, optica, dynamica en gravitatie. Waarschijnlijk vermoedde hij toen reeds dat de kracht die de maan in haar baan houdt dezelfde is als die welke een steen op aarde doet vallen. Aannemend dat de zwaartekracht omgekeerd evenredig is met het kwadraat van de afstand, vergeleek hij de gravitatiekracht op het aardoppervlak met de centrifugaalkracht van de maan en vond dat beide 'vrij nauwkeurig' met elkaar in overeenstemming waren. Op deze wijze werden de grondslagen gelegd voor de in de loop der jaren door hem ontwikkelde algemene gravitatietheorie (zie gravitatie). Deze is vervat in de Philosophiae naturalis principia mathematica (meestal kortweg aangeduid als Principia), een van de belangrijkste werken uit de geschiedenis van de natuurwetenschappen, verschenen op instigatie van Edmund Halley (die ook de kosten van het drukken droeg). Het werk bevat voorts een axiomatische fundering van de mechanica (de wetten van Newton), een behandeling van de beweging van een stoffelijk punt in een centraal krachtveld en van bewegingen in vloeistoffen. De door Kepler (empirisch) gevonden wetten van de planeetbeweging pasten geheel in Newtons mechanica. Tevens werd de onhoudbaarheid van de werveltheorie van Descartes aangetoond.
Op het gebied van de wiskunde vond Newton methoden van binomiale ontwikkeling en benadering door middel van oneindige reeksen, het binomium van Newton. Voorts vond hij de fluxierekening uit, de grondslag voor de differentiaal- en integraalrekening. De fluxierekening werd door Newton gebruikt bij zijn berekeningen voor de Principia, maar zijn geschrift erover werd pas in 1693 gepubliceerd (door Wallis). Over de uitvinding van de fluxierekening, waarmee hij zich reeds v��r 1665 bezighield, is Newton in een langdurige prioriteitsstrijd met Gottfried Wilhelm von Leibniz gewikkeld geweest. Hij hield zich op wiskundig gebied verder bezig met algebra�sche vergelijkingen en met kubische krommen.
In Woolsthorpe begon hij ook zijn kleurentheorie te ontwikkelen. Naar aanleiding van de gekleurde randen rondom door lenzen gevormde beelden kwam hij tot zijn proeven over de dispersie van licht door een prisma. Hij verklaarde het ontstane spectrum door aan te nemen dat elke kleur haar eigen brekingsindex heeft. Hij meende, ten onrechte, dat het probleem van de chromatische aberratie bij lenzenkijkers onoplosbaar was en construeerde de eerste spiegelkijker (1668). In 1672 zond hij een samenvatting van zijn kleurentheorie naar de Royal Society: A letter of Mr. I.N. containing his new theory of light and colours. Dit leidde tot polemieken met o.a. Robert Hooke en Christiaan Huygens, die hem de lust tot verdere publicaties ontnamen (hij publiceerde zijn grote werk Opticks pas in 1704, na Hookes dood, en zijn Cambridge-colleges over optica, de Lectiones opticae, eerst in 1729). Voorts verklaarde hij de kleuren in dunne platen, de dubbele breking, de polarisatie van licht en het binoculair zien. Newton verwierp de golftheorie van het licht en stelde een corpusculairtheorie op.
2. Overige wetenschappen
Newton heeft zijn gehele leven ook veel belangstelling gehad voor alchemie en chemie. Naast al zijn natuurwetenschappelijke arbeid heeft hij bovendien veel tijd en moeite besteed aan de chronologie van de oude geschiedenis en aan bijbelexegese. Zijn theologische beschouwingen zijn sterk anti-katholiek. Voor Newton zelf was zijn theologisch werk zeer belangrijk; zijn natuurwetenschappelijke arbeid was bedoeld als een ondersteuning van de godsdienst.
 


Klik hier om deze pagina als je startpagina in te stellen !

Google
 
Web www.worldexplorer.be
www.infoblog.be
© 2006 - WorldExplorer